Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

DT Netherlands, Jaargang 1, nummer 1, 2011

6 Casus dental tribune - netherlands edition maart 2011 P. WETSELAAR EN J.H. VERMAIRE Inleiding Personen met stoornissen in het autistisch spectrum (zie kader) zijn onderwerp van onderzoek op vele gebieden in de sociale en medische wetenschappen. Ook binnen de tandheelkunde is de rol die deze stoornissen kunnen spelen op diverse aspecten on- derzocht (cariësniveau, parodon- tale conditie, behandelbaarheid, bruxisme, speekselwaarden, ge- bitsslijtage). Een nadeel van deze onderzoe- ken is dat niet of nauwelijks on- derscheid wordt gemaakt tus- sen de diverse uitingen van deze pervasieve ontwikkelingsstoor- nissen. De resultaten zijn nave- nant tegenstrijdig. Het is dus las- Afgebouwde angst, opgebouwd gebit Multidisciplinaire behandeling van gebitsslijtage bij een angstige patiënt met het aspergersyndroom tig aan te geven of de gevonden resultaten van toepassing zijn op de specifieke populaties. Een Zweedse studie toonde aan dat de gebitssituatie, gezien vanuit zowel de cariologie als de paro- dontologie, vergelijkbaar was met die van leeftijdsgenoten zonder autisme.1 Loo et al. rapporteerden echter een lager cariësniveau bij mensen met een ‘klassieke’ au- tistische stoornis.2 Wel was de behandelbaarheid minder, zo- dat bij deze groep een grotere behoefte bestond aan tandheel- kundige behandeling onder alge- hele anesthesie. DeMattei et al. onderzochten kinderen met een stoornis in het autistisch spec- trum en vonden ten opzichte van ‘normale’ leeftijdsgenoten vaker bruxisme, gingivitis en verwon- dingen in de mond (door bewe- gingsstoornis en/of automutila- tie).3 Dat bruxisme kan leiden tot attritieve gebitsslijtage is bekend. DeCampo en Jacobs geven aan dat de behandelaar van kinderen met een stoornis in het autistisch ANYTHING IS POSSIBLE A Company of ACTEON Group • 17 av. Gustave Eiffel • BP 30216 • 33708 MERIGNAC cedex • FRANCE Tel + 33 (0) 556 34 06 07 • Fax + 33 (0) 556 34 92 92 E-mail: satelec@acteongroup.com • www.acteongroup.com Aspergersyndroom Het aspergersyndroom (ook kortweg ‘asperger’ genoemd), is een pervasieve ontwikkelingsstoornis (een stoornis in het autistisch spectrum), genoemd naar de Weense kinderarts dr. Hans Asperger die deze aan- doening in 1944 voor het eerst heeft beschreven. Sinds 1994 is deze aandoening opgenomen in de Di- agnostic and Statistical Manual for mental disorders (dsm iv-tr).9 Er zijn echter aanwijzingen dat deze di- agnose in de nieuwe versie in 2012 weer wordt verwijderd en zal worden vervangen door een algemene diagnose van autisme naar gradatie van de ernst van de aandoening. Er lijkt bij het aspergersyndroom sprake te zijn van een functionele disconnectiviteit van het mediotemporale gedeelte van de hersenen.10 De kenmerken van het aspergersyndroom zijn beperkingen in de sociale interacties en een beperkt reper- toire aan interesses en activiteiten. Anders dan bij een ‘klassieke’ autistische stoornis is er een normale of soms hoge intelligentie. De geschatte prevalentie kent in de literatuur een grote variatie (van 1:250 tot 1:10.000); een recente studie in Zweden komt uit op 1:1000, in Engeland op 1:250.11-12 De verdeling tussen mannen en vrouwen varieert in de literatuur tussen 4:1 en 10:1.13 Iemand met het aspergersyndroom kan wanneer zaken op een onverwachte manier gaan, last krijgen van de emotionele spanning die dit teweegbrengt. Terugtrekking, vluchtgedrag, angst, kwaadheid, agressie, paniek of een huilbui kunnen dan het gevolg zijn. Deze uitingen ook kunnen uiteraard ook optreden voor- afgaand, tijdens of na afloop van een tandheelkundige behandeling, zeker als er sprake is van een verhoog- de of zelfs extreme angst voor tandheelkundige behandelingen. Dit is een (ingekorte) casus uit het recent verschenen boek Als mondzorg een puzzel is (Prelum, 2010). Tabel 1 dsm-iv-criteria voor het aspergersyndroom A kwalitatieve tekortkomingen in de sociale interactie, wat blijkt uit minimaal twee van de volgende criteria: 1 duidelijke tekortkomingen in meerdere vormen van niet-verbaal gedrag, bijvoorbeeld rechtstreeks oogcontact, gelaatsexpressie, lichaamshouding en gebaren in sociale context 2 onvermogen tot het aangaan van relaties met leeftijdgenoten die passend zijn bij het niveau van ontwikkeling 3 ontbreken van het spontaan delen van vreugde, interesses of prestaties met anderen (bijvoorbeeld geen voorwerpen tonen, geven of aanwijzen) 4 gebrek aan sociale of emotionele wederkerigheid B beperkte herhaalde en stereotiepe gedragspatronen, interesses en activiteitenpatronen, wat blijkt uit minimaal één van de volgende criteria: 5 overheersende preoccupatie met een of meer stereotiepe en beperkte interessepatronen die afwijkend is in intensiteit of aandachtsgebied 6 duidelijk inflexibel vasthouden aan niet-functionele routinehandelingen of rituelen 7 stereotiep en herhaald motorisch gedrag (bijvoorbeeld fladderen of draaien van handen of vingers of complexe bewegingen met het hele lichaam) 8 duidelijke preoccupatie met onderdelen van voorwerpen C de aandoening leidt tot klinisch significante tekortkomingen op sociaal of beroepsmatig gebied of op andere belangrijke terreinen D er is geen klinisch significante achterstand in de taalontwikkeling (bijvoorbeeld woorden op tweejarige leeftijd, zinnen op driejarige leeftijd) E er is geen klinisch significante achterstand in de cognitieve ontwikkeling of in de ontwikkeling van zelfhulpvaardigheden, aanpassingsgedrag (sociale interactie niet meegerekend) en de nieuwsgierigheid naar de omgeving F er is niet voldaan aan de criteria voor een andere pervasieve ontwikkelingsstoornis of schizofrenie spectrum rekening moet hou- den met slaapstoornissen (zoals slaapbruxisme) en gerd (gastro- esophageal reflux disease).4 Deze laatste aandoening kan door het maagzuur leiden tot ernstige ero- sieve gebitsslijtage. In een onderzoek wordt gewe- zen op de invloed van medicatie op de mondgezondheid.5 De ge- noemde gevolgen zijn o.a. sto- matitis, gingivitis, bruxisme en xerostomie. Bij de laatste twee mag wederom een toename van gebitsslijtage (van respectievelijk attritieve en erosieve aard) wor- den verwacht. Lobbezoo et al. be- schreven eerder al dat bruxisme