Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

4 Interview dental tribune - netherlands edition april 2011 “ ” TEKST EN FOTO’S: BEN ADRIAANSE Michiel de Cleen studeerde in 1988 af aan de UvA, waarna hij 16 jaar werkte in een groepspraktijk, waar- van 9 jaar als algemeen practicus. Daarnaast was hij tot 1995 als do- cent verbonden aan ACTA. De Cleen is (mede-)auteur van diverse boeken over endodontologie en tandletsels, was hoofdredacteur van Tandarts- praktijk en gaf talloze lezingen en cursussen in binnen- en buitenland. Hij behoorde tot de eerste groep er- kende endodontologen in Nederland. In 2004 opende hij een eigen prak- tijk op een fraaie locatie in hartje Amsterdam. Dental Tribune bezocht de Cleen in zijn praktijk en liet hem in een boeiend vraaggesprek aan het woord over zijn werk als endodonto- loog en over een aantal actuele ont- wikkelingen in zijn vakgebied. Van de endodontologie wordt vaak gezegd dat het één van de tandheelkundige disciplines is waarin de technieken bijna jaar- lijks veranderen. Deelt u deze opvatting? “Als je de toekomstbeelden van vroeger zou geloven, dan vlogen we nu met straalmotoren boven het wegdek. Maar een auto is nog steeds een koetsje met vier wie- len. Zo is het ook met de wor- telkanaalbehandeling. We kun- nen de zenuw niet genezen en dus maken we de kies open, ha- len de zenuw en viezigheid eruit en stoppen het geheel weer dicht. Dat blijft de essentie. Het schoon- maken doen we met metalen in- strumentjes en of die van roest- vrijstaal zijn of van een andere legering, dat is geen wezenlijk verschil. Spoelen en vullen doen we met materiaal dat we al jaren gebruiken. Van een jaarlijks ver- anderende techniek kan dus geen sprake zijn.” Toch staat u bekend als een en- dodontoloog die op innovatief gebied voorop loopt. “De apparaten en materialen die ik hier gebruik, hebben andere endodontologen in principe ook. Je moet niet de eerste zijn om een nieuwe techniek te omar- men, maar ook niet de laatste. Je kunt niet wachten tot alle ande- ren de fouten maken met nieu- we technieken en materialen, je moet soms ook zelf je neus sto- ten. Dat is me in het verleden ook weleens overkomen. Maar de ontwikkelingen zijn prima bij te houden. Aan de andere kant, als je 15 jaar geen endodontoloog bent ge- weest en het vak weer gaat op- pakken, dan heb je veel gemist. Het gebruik van de behandelmi- croscoop, de toepassingen van ultrageluid en materiaal als MTA hebben de behandeling beter en makkelijker gemaakt. Mijn praktijk is geheel op de ka- naalbehandeling ingericht. Voor een algemeen practicus is het weinig zinvol deze apparaten, die hier dagelijks gebruikt worden, in huis te hebben. Dat heeft als ge- volg dat een kanaalbehandeling bij een endodontisch specialist wat anders in zijn werk gaat. De voordelen verschillen per indica- tie: je hoeft niet voor elke wortel- puntontsteking de hulp van een endodontoloog in te roepen.” Is het daarom logisch dat steeds meer patiënten zich naar een specialist laten verwijzen? “Je hebt mensen die internetten en zeggen: ‘Hé, die naam kom ik veel tegen.’ Patiënten vragen er dan naar bij hun tandarts, of ko- men zelf bij een endodontoloog. Dat zie je de laatste jaren steeds vaker en zal te maken hebben met de grotere mondigheid van pa- tiënten, maar ook omdat er veel meer informatie beschikbaar is. In Amsterdam ben je gewend aan kritische patiënten. Ik heb van collega’s gehoord dat zij het buiten de Randstad makkelij- ker hebben. Ze hoeven daar min- der uit te leggen, de behande- ling wordt sneller geaccepteerd. In de grote steden moet je meer tekst en uitleg geven. Dat is geen straf, dat hoort erbij. Ten opzich- te van een aantal jaren geleden is de gemiddelde mondigheid wel toegenomen. Er zijn veel minder mensen die alles als zoete koek slikken. Ik juich dat alleen maar toe. Tandartsen van nu zijn pri- ma in staat om hun werkwijze te motiveren. Het zou me dan ook niets verbazen als het aan- tal klachten over tandartsen toe- neemt, maar dat het aantal geho- noreerde klachten daalt.” Enkele jaren geleden werd in Nederland een classificatiesysteem ingevoerd om onderscheid te maken tussen een gecompliceerde en een ongecompliceerde wortelkanaalbehandeling: DETI en CEB. De verwachting was dat dit tot betere organisatie en behandelingen zou leiden. Een succesvol systeem? “Als je de formulieren vooraf- gaand aan de behandeling rustig doorloopt, kun je tijdig te weten komen of de ingreep ingewikkeld zal zijn of niet. Vervolgens kun je de behandeltijd, verrichtingenco- des en tarieven daarop afstem- men. Het zijn een soort check- lists die de behandelaar dwingen zich vooraf te verdiepen in de pa- tiënt en de röntgenfoto, zodat men beter beslagen ten ijs komt. Voor de patiënt bieden de formu- lieren meer transparantie en dui- delijkheid; ze creëren de moge- lijkheid om vooraf in gesprek te gaan over de vooruitzichten en tarieven, en aan de hand daar- van wellicht te besluiten dat een alternatieve methode zinvoller is. Helaas krijg ik de indruk dat niet alle tandartsen de formu- lieren naar waarde schatten. Het zou mooi zijn als de NVvE of de NMT initiatieven zou ontplooien om het gebruik van DETI en CEB te evalueren, nu het systeem een paar jaar in gebruik is.” In de voorgaande Dental Tribune werd aandacht besteed aan de discussie rond de single file- techniek in de endodontologie: het gebruik van één enkele vijl, die initiële instrumenten of een glijtraject overbodig maakt. Voorstanders noemen het een logische ontwikkeling, tegenstanders vinden het ongehoord dat één enkele vijl zou voldoen. Waar staat u in deze discussie? “Het kan zijn dat fabrikanten zich met deze specifieke innova- tie vooral richten op bijvoorbeeld landen in Oost-Europa, waar het aantal uitgevoerde kanaalbehan- delingen sterk stijgt. De wortel- kanaalbehandeling kent veel te doorlopen stappen. Ik juich het daarom toe dat fabrikanten naar een methode, instrument of ma- teriaal zoeken om de reguliere wortelkanaalbehandeling voor de algemeen practicus, maar ook voor de endodontoloog, te ver- eenvoudigen. En dat is wat bij de single file-techniek gebeurt: het gaat niet om betere resultaten, maar om een eenvoudiger behan- deling. Het grootste nadeel van syste- men die claimen de oplossing te zijn voor endodontische proble- men, is dat het een soort kook- boek wordt. Dat kan niet: elke be- handeling is anders. Het is onzin te denken dat één instrument of één behandeling een verschil in resultaat bewerkstelligt. Boven- dien, ik kan me niet voorstellen dat één enkele vijl voldoet. Als je een beter resultaat wilt beha- len, zou je dezelfde materialen kunnen gebruiken en de behan- deling simpelweg wat langer la- ten duren. Iets meer, iets beter, iets nauwkeuriger. Maar zoiets is natuurlijk moeilijk te verkopen. Wat de single file-techniek be- treft moet gekeken worden welke resultaten ermee bereikt worden. Vooralsnog zijn de beste, in on- derzoek aangetoonde resultaten nog steeds die van de behande- ling met gewone roestvrijstalen handvijltjes, spoelen met een “Je moet niet de eerste zijn om een nieuwe techniek te omarmen, maar ook niet de laatste” Interview met tandarts-endodontoloog Michiel de Cleen Er zijn veel minder mensen die alles als zoete koek slikken. Ik juich dat alleen maar toe Michiel de Cleen in zijn praktijk in Amsterdam