Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

9Excerptdental tribune - netherlands editionapril 2011 OMSCHRIJVING Chronische infectie die, als be- handeling uitblijft, de immuni- teit aantast en andere infecties mogelijk maakt. Infectie met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv) kan een griepachtig ziekte- beeld veroorzaken (primaire, acu- te of recente hiv-infectie) met al- gemene verschijnselen zoals: • koorts • moeheid • spier- en gewrichtsklachten • faryngitis en lymfadenopathie (alternatieve diagnose) In wisselende frequenties treden mucocutane verschijnselen op zoals: • maculopapuleus exantheem op de romp • exantheem en vervelling van handen/voeten • orale/genitale ulcera • gastro-intestinale verschijnse- len: diarree, misselijkheid, bra- ken • neurologische verschijnselen: meningitis, encefalitis De symptomen van de primai- re infectie beginnen meestal 2-6 weken na expositie en houden 1-2 weken aan. In enkele gevallen persisteert het klachtenpatroon langer dan 10 weken. De primaire infectie kan ook subklinisch ver- lopen. PATHOFYSIOLOGIE Van hiv zijn 2 typen (1 en 2) en verscheidene subtypen bekend. Het meest voorkomend is hiv-1. Het virus begint zich 4-11 dagen na de infectie te verspreiden (vi- remie). Door een virusspecifie- ke immuunrespons (cellulair en humoraal) zal na de initiële stij- ging van de ‘viral load’ een re- ductie optreden. De klinische verschijnselen van de primaire infectie hangen samen met deze immuunrespons tegen de snelle Vademecum mondarts Auteur: dr. Hubert Bruins Uitvoering: gebonden met leeslinten Afbeeldingen: vele klinische (röntgen)foto’s en tekeningen ISBN: 978 90 8562 090 7 Omvang: 528 pagina’s Prijs: € 69,50 Vademecum mondarts bevat een schat aan kennis en infor- matie om veilig te kunnen werken. Deel A (dat ook het voorbeeldhoofdstuk in deze krant bevat) handelt over de mens als geheel. Deel B richt zich op klachten en aandoe- ningen in het orofaciale gebied. In deel C worden acute en preventieve maatregelen in de mondgeneeskunde bespro- ken en deel D biedt een repertorium dat steun geeft bij het foutloos voorschrijven van geneesmiddelen en signaleren van interacties. Dit unieke boek zou met het oog op patiëntveiligheid te al- len tijde in de dagelijkse praktijk beschikbaar moeten zijn. Hiv en aids verspreiding van hiv; de sympto- men verdwijnen als de viral load afneemt. Antistofvorming tegen hiv-ei- witten (seroconversie) treedt in het algemeen op binnen 1-8 we- ken na de infectie. De periode waarbij wel het virus aanwezig is, maar nog geen specifieke anti- stoffen, wordt de windowperiode genoemd. Na de primaire infectie volgt een latente periode van enkele maanden tot vele jaren waarin al wel een geleidelijke daling van het aantal cd4+-T-lymfocyten op- treedt, maar dit kan in wisselend tempo geschieden. De overgang naar aids (acquired immune deficiency syndrome): • via een algemeen ziektebeeld met moeheid, nachtzweten en eczeem • het optreden van infecties of met hiv verbonden tumoren • verdere verlaging aantal cd4+- T-lymfocyten OVERDRACHT VAN HIV • toediening van onveilige bloed- producten • intraveneus druggebruik • homoseksueel (onbeschermd) promiscue geslachtsverkeer, overdracht kan ook plaatsvin- den bij (onbeschermd) promis- cue heteroseksueel geslachts- verkeer • verticale transmissie vindt meestal plaats laat in de zwan- gerschap of tijdens de partus; via borstvoeding kan eveneens overdracht plaatsvinden De stijging van het aantal hetero- seksuele besmettingen in Neder- land komt vooral voor bij mensen afkomstig uit Afrika ten zuiden van de Sahara. Bij 84-94% van de patiënten ver- loopt de primaire infectie symp- tomatisch, waarbij meer dan 60% hulp zoekt. Slechts bij min- der dan 2% van de symptomati- sche patiënten wordt de diagnose hiv-infectie in de fase van de pri- maire infectie gesteld. Tijdens de eerste weken van de hiv-infectie is de algehele cellu- laire immuunrespons vermin- derd, waardoor opportunistische infecties als Candida-oesofagitis en Pneumocystis jiroveci-pneumo- nie. Tijdens de primaire infectie is de besmettelijkheid hoog: • in > 80% van de gevallen treedt een atypische lymfocytose op • in 38-45% een leuko- of trombo- penie De kans op overdracht van hiv van moeder naar kind tijdens of rond de geboorte bedraagt 25- 35%. Personen die geïnfecteerd zijn met zowel hiv als Mycobacterium tuberculosis hebben een buitenge- woon hoog risico om actieve tu- berculose te ontwikkelen. ALTERNATIEVE DIAGNOSES Andere virale infecties: mononu- cleosis infectiosa, cytomegalie, hepatitis A/B, herpes simplex, mazelen, rubella, influenza, se- cundaire syfilis, toxoplasmose, lymfoproliferatieve maligniteit, malaria. KLINISCHE VERSCHIJNSELEN Afhankelijk van het stadium o.a.: – harige leukoplakie (op tongrand) – lineaire gingiva-erytheem – necrotiserende ulceratieve gingivitis (nug) – necrotiserende ulceratieve parodontitis (nup) – stomatitis veroorzaakt door: • bacteriën, o.a. atypische mycobacteriën • gisten/fungi (Candida albicans, Aspergillus, Blastomyces, Cryptococcus, Histoplasma, (para-) Coccidioides) • protozoa (Cryptosporidium spp.) • virussen, bijvoorbeeld cytomegalovirus (cmv), herpes-simplexvirus (hsv) – condyloma acuminatum – slijmvliesulceratie – slijmvliespigmentatie – droge mond – perifere neuritis/paresthesieën – maligniteiten: • kaposisarcoom • non-hodgkinlymfoom • burkittlymfoom (maligne B-lymfocytenlymfoom) BEHANDELINGSDOELEN Hiv-medicijnen, of antiretrovi- rale (arv) medicijnen die ter be- strijding van het hiv-virus wor- den gebruikt, kunnen de ziekte niet genezen, maar ze kunnen de vermenigvuldiging van het virus remmen. Hiv-medicijnen hebben vier hoofddoelen: – verlengen van de levensver- wachting en de levenskwaliteit – voorkomen van progressie van het virus • zo lang mogelijk terugbren- gen van de viral load (de hoe- veelheid hivdeeltjes in het bloed) naar niet-detecteerba- re niveaus (minder dan vijftig kopieën per milliliter) • beperken van het optreden van resistentie (wanneer het virus niet langer reageert) te- gen arv-medicijnen – herstellen van een normaal af- weersysteem en dit handhaven • zorgen dat het aantal cd4- cellen normaal blijft of dat een te laag aantal wordt ver- hoogd • andere infecties voorkomen – verminderen van hiv-over- dracht naar anderen SOORTEN MEDICIJNEN Er zijn vier soorten medicijnen te- gen hiv. Ze zijn ingedeeld naar de manier waarop ze het virus be- strijden. – nucleoside reverse transcrip- taseremmers (nrti’s), ook wel nrt-remmers genoemd • abacavir (abc) • abacavir + lamivudine (abc + 3tc) • abacavir + lamivudine + zidovudine (abc + azt + 3tc) • didanosine (ddl) • emtricitabine (ftc) • tenofovir df + emtricitabine (tdf + ftc) • lamivudine (3tc) Hiv-mechanismen De aandoeningen en afwijkingen die door de hiv-infectie worden veroorzaakt, kunnen worden verklaard op basis van: • immunodeficiëntie als direct gevolg van het effect van het virus op lymfocyten • auto-immuunreactie t.g.v. gestoorde B-lymfocytenfunctie • neurologische verschijnselen veroorzaakt door directe effecten van het virus of door de uitscheiding van cytokinen en neurotoxi- nen door geïnfecteerde macrofagen; hierdoor verspreidt het virus zich in meerdere orgaansystemen • toxiciteit en bijwerkingen van anti-aidsmedicatie Hiv/aids-pandemie In 2006, wereldwijd: • 40 miljoen mensen hadden een hiv-infectie • 4 miljoen mensen liepen de infectie op • 3 miljoen mensen stierven aan de infectie In Nederland zijn 16.000 tot 24.000 mensen besmet met hiv. In 2008 overleden er in Nederland 58 mensen aan aids. OVER DE AUTEUR Dr. Hubert Bruins (1953) specialiseerde zich op het gebied van de bijzondere tandheelkunde en ziekenhuistandheelkunde (UMC Utrecht). In 2001 promoveerde hij op een klinisch-besliskundig onderwerp. Hij was nauw betrokken bij de oprichting van ACTA Quality Practice in 2005 en is auteur van het Medisch Tandheelkundig Memo 2001 en 2003. Sinds 2010 is hij werkzaam in de verwijspraktijk voor bijzondere mondzorg ‘Gooimond’ te Bussum. Kaposisarcoom • stavudine (d4t) • tenofovir df (tdf of bis(poc) pmpa) • zalcitabine (ddc) • zidovudine (azt of zdv) • zidovudine + lamivudine (azt + 3tc) – non-nucleoside reverse tran- scriptaseremmers (nnrti’s) • efavirenz (efv) • nevirapine (nvp) • etravirine (etv) – proteaseremmers (pi’s) • atazanavir (atz) • fosamprenavir (fpv) • indinavir (idv) • lopinavir + ritonavir (lpv) • nelfmavir (nfv) • ritonavir (rtv) • saquinavir (sqv) • tipranavir (tpv) • darunavir (drv) – fusieremmers (fi’s) • enfuvirtide (T-20) ■ Dit is een excerpt uit het recent verschenen boek Vademecum mondarts (Prelum, 2011), ge- schreven door dr. Hubert Bruins.