Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

6 Interview dental tribune - netherlands edition mei 2011 “Nee, de wet is daar heel dui- delijk in. Het ‘bekwaam is be- voegd’-principe is legitiem. Maar de WGBO schrijft voor dat je de patiënt goed moet informeren over de mogelijkheden en de be- handeling. En over wie de be- handeling gaat uitvoeren. De BIG geeft de ruimte, maar de WGBO beschrijft de voorwaarden. Dat is prima geregeld.” Toch gaat het af en toe mis. “Er zijn inderdaad praktijken die, wanneer ik vraag ‘hoe bespreekt u dit nou?’, antwoorden ‘dat gaat heel goed’, maar dat vervolgens niet kunnen aantonen. Voor ons geldt dat je iets pas hebt gedaan als je het kunt aantonen. Dit probleem komt veel voor in de tuchtrechtspraak. Ik refe- reer even aan de uitzending van het programma ‘Radar’ van eind 2010. Die geruchtmakende uit- zending ging over een zaak waar- in het mis ging met lokale anes- thesie en medische anamnese. Als er in het medisch dossier van de patiënt niets is veranderd sinds de laatste behandeling, moet je wél opschrijven dat je de medische anamnese hebt af- genomen, anders zit je fout. Je vermeldt: ‘medische anamnese: geen bijzonderheden’. Als ik in een tandartspraktijk waarneem en ik krijg een patiënt in de stoel voor wie door een andere tand- arts een plan is opgesteld, ben ik verplicht te vragen: ‘bent u het hier nog steeds mee eens? Geeft u toestemming?’ Het is idioot als een niet-tandarts meteen gaat behandelen zonder vooraf deze vragen te stellen. Wat je opschrijft hoeft geen el- lenlang verhaal te worden. Met het goed organiseren van de pro- cedure kom je een heel eind. Dat je toestemming van de patiënt moet hebben is duidelijk. Wij vin- den dat je dat moet kunnen laten zien aan de hand van een aante- kening in het dossier. Maar in ingewikkelde gevallen of waar- bij twijfels bestaan, is het advies om de handtekening waarmee de patiënt toestemming geeft in het dossier of op papier vast te leggen. Vergeet overigens niet dat in de tandheelkunde, vergeleken met bijvoorbeeld huisartspraktijken, gigantische aantallen ingrepen per jaar plaatsvinden. Je kunt ook stellen dat er heel weinig mis- gaat.” Begrijp ik goed dat de IGZ hier- over hardere afspraken wilt ma- ken? “De minister heeft in het kader van de vrije prijsvorming sterk ingezet op grotere transparan- tie. Wij participeren en geven input, maar stellen geen regels op. Daarnaast ontwikkelt de be- roepsgroep indicatoren voor de kwaliteitsverbetering. Ook daar- bij adviseren wij. Algemeen geldt dat de maat- schappij veel meer om verant- woording vraagt. Wij zijn een organisatie die namens de over- heid toezicht houdt op de manier waarop dit wordt opgepakt. We zien dat patiënten steeds meer op hun rechten gaan staan. Daar- bij vergeten ze ook wel eens hun plichten (lacht, red.). Eén van die plichten is dat ze de rekening be- talen. En als jij als tandarts alles netjes hebt vastgelegd, sta je na- tuurlijk veel sterker als een be- talingsdispuut ontstaat. Het mes snijdt wat transparantie betreft aan vele kanten.” In het licht van de ontwikke- ling van de mondige patiënt werd onlangs met steun van Minis- ter Schippers een wetsvoorstel ingediend waarmee boetes en berispingen, net als schorsingen, openbaar worden gemaakt. Wat vindt de IGZ hiervan? “Het laatste nieuws hierover is mij onbekend. Ik weet wel dat minister Schippers onlangs be- toogde dat deze openbaarheid ook in Europees verband door- gang moet vinden. Het boete- traject werd hierbij inderdaad genoemd. IGZ heeft op deze ont- wikkeling haar beleid afgestemd. Voor zover ik weet zullen in alle gevallen - boetes, waarschuwin- gen en berispingen - de zorg- verleners eerst gewaarschuwd worden. Pas bij een tweede over- treding - als blijkt dat de arts zijn leven niet heeft gebeterd - treedt een boetetraject in werking. Het leermoment heeft dan blijk- baar geen effect gehad; pas dan is sprake van een ‘probleem’ dat openbaar wordt gemaakt. Wij ge- ven zorgverleners bij voorkeur de kans om zelf de zaken op orde te krijgen, en dat blijft zo.” Kunt u generaliseren bij welk soort praktijken het op bijvoor- beeld hygiënegebied vaker mis- gaat? “Dat is heel moeilijk. Wij con- stateren wel dat een tekortko- ming nooit op zichzelf staat. Als er op het gebied van infectiepre- ventie zaken niet op orde zijn, is er meestal meer mis. Dat heeft te maken met bewust handelen en het systeem waarmee kwaliteits- beleid wordt geregeld. Als over deze zaken goed wordt nagedacht, zien wij eigenlijk wei- nig problemen. Bij praktijken waar dit niet gebeurt, zien wij bij- voorbeeld een sterilisator staan. Dan vragen wij: ‘doet die het?’ ‘Ja, hoor, hij wordt warm,’ is dan het antwoord. En dit geeft precies weer waar het misgaat. Zij den- ken: ‘ik koop iets, dat wordt neer- gezet en dan is het goed’. Of het ook daadwerkelijk goed is, wordt niet nagegaan. Dit kan gelden voor de autoclave, de thermo- desinfector of de manier waarop medicijnen of anesthesievloei- “ ” Vaak vragen tandheelkundigen mij: ‘geef even een lijstje waar we aan moeten voldoen’. Maar eigenlijk staat er op dat lijstje alleen: ‘kwaliteitsbeleid’ stof bewaard worden. Dit is het type praktijken waarin wij in een laatje kijken en blijkt dat een deel van de anesthesievloeistof over de houdbaarheidsdatum is. Vaak vinden deze praktijken het erg lastig om aanpassingen te doen, omdat ze de administratie- ve handelingen vrezen. Alles af- zonderlijk doen is inderdaad be- lastend. Maar praktijken moeten een risico-inventarisatie maken voor werknemers, en daar kun- nen ze dit prima in meenemen. Onlangs vertelde ik hierover op een lezing. In de pauze zag ik het publiek balen. Ik vroeg: ‘Denkt u dat u nog aan boren toekomt?’ Waarop de zaal met een diepe zucht ‘nee!’ verkondigde. Dit zijn dingen die vanaf het begin in de hele praktijkvoering ingebouwd moeten zijn. Een collega van mij zegt altijd: ‘Die tandartsen kopen een prak- tijk en regelen, denken ze, al- les. Een financieel adviseur, een mannetje voor de verzekeringen en iemand voor de inrichting. Ze hebben een dental depot voor de levering van en advies over de materialen. Ze hebben overal adviseurs voor, maar ze hebben nooit een adviseur die hen vertelt hoe ze conform de huidige richt- lijnen verantwoorde zorg moeten leveren. Vaak vragen ze aan mij: ‘geef even een lijstje waaraan we moeten voldoen’. Maar eigenlijk staat er alleen ‘kwaliteitsbeleid’ op dat lijstje. Vinklijstjes met daarop: ‘autoclave onderhouden’, ‘handschoenen’, ‘handalcohol’ zijn in omloop. Maar je moet die handelingen integreren in de da- gelijkse praktijkvoering. Tandartsen willen graag alles zelf doen. Maar zeker in grotere, moderne praktijken komt er zo- veel op je af, dat je je moet afvra- gen: ‘Wil ik alles wel zelf blijven doen?’ Je bent weliswaar verant- woordelijk voor de praktijk, maar dat betekent niet dat je alles ook daadwerkelijk zelf moet uitvoe- ren. Je moet zorgen dat je de ken- nis van goede mensen binnen- haalt. Wij zien een onderscheid tus- sen MBO-assistenten, die een driejarige opleiding hebben, mensen met een theoretische op- leiding, en assistenten die door de tandarts zelf zijn opgeleid. Als wij ergens komen praten over in- fectiepreventie krijgen we van deze drie groepen drie verschil- lende reacties. Dat is heel opmer- kelijk. Zorg dus dat je iedereen dezelf- de opleiding geeft. Je mag in Ne- derland zelf opleiden, maar als je alleen maar zelf opleidt, leer je de medewerkers door jouw ogen en met jouw referentiekader te kij- ken. Terwijl leren ook betekent door de ogen van anderen iets bekijken, en dit te relateren aan de eigen praktijk. Zorg dat assis- tenten jaarlijks een paar cursus- sen volgen. Ze zijn niet schrikba- rend duur, maar leveren zoveel op. En ik durf te beweren dat ze zelfs in geld heel veel opleveren. Als jouw medewerkers door hun opleiding weten hoe je infectie- preventie goed kan vormgeven, krijgt de praktijk een uitstra- ling die nieuwe patiënten aan- trekt. De motivatie van mede- werkers neemt toe, en dit maakt de praktijkvoering vele malen beter. Durf te delegeren.”