Please activate JavaScript!
Please install Adobe Flash Player, click here for download

Dental Tribune Netherlands Edition

6 Interview dental tribune - netherlands edition juni 2011 Anders dan in de jaren dat u be- gon zijn implantologische ingre- pen niet meer voorbehouden aan een kleine groep behandelaars. Ook algemeen tandartsen betre- den het terrein van de implanto- logie. “Er zijn op dit moment 450 bij de NVOI geregistreerde implantolo- gen in Nederland. Helaas neemt het aantal mislukkingen toe. Je ziet dat er steeds meer wordt af- geklungeld. Dat is niet direct van- wege de algemeen practici die het doen. Sommigen van hen doen maar een paar implantaatopera- ties per jaar, maar leveren uitste- kend werk, soms beter dan een geregistreerde implantoloog. In het geval van een (aan- staand) ontbreken van elementen dient de patiënt altijd voorgelicht te worden over de mogelijkheid van implantologie. De primai- re indicatiestelling is het herstel van functie en dat vindt plaats op het occlusievlak. Van daaruit zou je ‘top down’ moeten wer- ken: vanaf de occlusie komt een kroon en die staat op een wortel, zit vast aan een brug of staat op een implantaat. Eerst moet je dus vaststellen wat er gemaakt moet worden om herstel van functie te realiseren. Als er wordt doorverwezen, pleit ik ervoor dat naar een tand- arts-implantoloog te doen. In de praktijk wordt echter vaak ook verwezen naar een bij de NVOI geregistreerde kaakchirurg. Een kaakchirurg komt amper boven het zachte weefsel uit: hij zorgt voor het implantaat en een ander mag de kroon erop zetten. Deze vorm van down-up werken is on- logisch. Dan kun je een patiënt in de stoel krijgen met een vers ge- plaatst implantaat waarmee je niets kunt. De kwaliteit van kaakchirur- gen in Nederland is prima, daar niet van, maar er zit vaak een probleem in de aansturing. Ik zie voor hen primair een belangrijke rol in de pre-implantologische chirurgie. Het is ook vreemd dat een dubbel gekwalificeerde kaak- chirurg met tien jaar opleiding zich bezighoudt met het plaatsen van implantaten, met name in de onderkaak. Het voordeel van een als implantoloog geregistreerde tandarts, is dat hij met een heli- kopterview het hele traject zelf kan doorlopen. Hij is zodoende verantwoordelijk voor het eindre- sultaat.” Welke ontwikkelingen in de im- plantologie constateert u de laat- ste tijd? “Ik ben erg enthousiast over tra- becular metal. Een nieuw implan- taatmateriaal met een speciale structuur, waarbij het bot en het bloedstolsel niet tegen het im- plantaat, maar ín het implantaat kruipt. De structuur van trabecu- lar metal lijkt ook op de botstruc- tuur. Het wordt allang toegepast in orthopedische constructies. Nu heeft de ontwikkelaar beslo- ten dat hij dezelfde techniek ook wil gaan toepassen in tandheel- kundige implantaten. Ik voer momenteel een pros- pectief onderzoek uit voor Zim- mer (de leverancier waarvan Im- placom, eigendom van Van der Schoor, de producten exclusief distribueert, red.), om voldoende bewijs te leveren voor goedkeu- ring door de FDA. Voor het on- derzoek moet ik dingen doen die ik nog nooit gedaan heb, maar tot nu toe bevalt het uitstekend. Het mooie is dat ik er steeds binnen 24 uur een kroon op moet zet- ten en dat dat tot nu toe telkens goed gaat. Op dit moment wordt het materiaal alleen gemaakt door Zimmer, dat er een patent op heeft. Ik vind het leuk om zo nauw bij een belangrijke innova- tie als deze betrokken te zijn: ik geef er regelmatig voordrachten over. Een andere belangrijke ontwik- keling is die van de Cone Beam CT. Daar hebben we in onze prak- tijk sinds drie jaar de beschikking over. Natuurlijk hebben voor die tijd de tweedimensionale beelden prima voldaan. Maar de driedi- mensionale röntgenologie is een pre voor de implantologie, zeker voor nieuwkomers, omdat dit bij uitstek 3D-tandheelkunde is. Op een orthopantomogram wordt 40% van de afwijkingen gemist die wel zichtbaar zijn met een CBCT-opname! Zo kun je bijvoor- beeld óók, zonder pocketmetin- gen, constateren in welke mate een patiënt parodontaal verval heeft. Een interessante innovatie dus, maar ook lastig. Als je be- taald wordt voor het maken van een CBCT, dan moet je die ook kunnen beoordelen. Sommigen vinden het al moeilijk een OPG te analyseren, laat staan een driedi- mensionaal beeld. Een training is daarom geen overbodige luxe. Zelf ben ik redelijk autodidact, maar ik merk dat veel vakgenoten eerlijk toegeven er niet wijs uit te worden. Verder speelt momenteel de kwestie of wij alle patiënten nog wel open moeten maken om bot te oogsten. In Nederland leeft nog te veel de gedachte dat bot van iemand zelf afkomstig moet zijn. Het gevolg is dat eigen bot uit de mond van de patient ge- oogst moet worden of, nog verve- lender: uit de heup. De patiënten worden door kaakchirurgen ge- claimd, omdat zij het van die bot- transplantaties moeten hebben. Ik durf te beweren dat je net zo goed met donorbot kunt werken. Het is net zo veilig als lichaams- eigen bot: je kunt de voorwaarden daarvoor creëren. Dat blijkt ook uit wetenschappelijk onderzoek. Gek genoeg vindt men het goed om een koeienderivaat of -extract voor een patiënt te gebruiken, maar bot van je buurman kan niet. Discussies over botvervangers kunnen wat mij betreft naar de achtergrond verdwijnen, omdat donorbot ruimschoots voorradig is. Bovendien is de kans op af- stoting nihil, zeker als de speci- fieke donor-prionen verwijderd zijn op basis van een gevalideerd Tutoplast® -proces. Zodoende blijven alle eigenschappen van bot qua samenstelling, collageen en hydroxyl-apathiet aanwezig. Het donorbot komt van donoren met een donorcodicil. Het wordt voor en na de verwerking in vivo op proefdieren getest. Je kunt er- van uitgaan dat ons donorbot vei- lig is: de IGZ heeft meerdere con- troles gedaan en Implacom is nu een officieel goedgekeurde weef- selinstelling.” Hoe kan het dan dat er nog nau- welijks met donorbot wordt ge- werkt? “Dat is inderdaad merkwaardig. We hebben het op de website staan, maar er is nauwelijks inte- resse, behalve van patiënten. Zelf gebruik ik het sinds acht jaar, vanaf toen het net beschikbaar kwam, omdat het me veel beter leek voor de patiënten. Ik kan nu zelfs hele blokken krijgen van dat materiaal, die ik zo op de kaak kan schroeven. Uiteraard vereist het gebruik ervan wel een trai- ning. Blijkbaar zijn collega’s niet ze- ker van hun zaak. Ze betwijfe- len of het wel veilig is. Als je daar twijfels over hebt, zul je de ken- nis en kunde moeten hebben om relevante onderzoeken te beoor- delen. Als anderen maar hard ge- noeg schreeuwen ‘het beste bot is het bot van de patiënt zelf’, dan raakt men toch overtuigd. Ik zit in het kamp dat betwijfelt of li- chaamseigen bot wel de eerste keuze zou moeten zijn, vanwege de onvermijdelijke donoropera- tie. Ik had een patiënt die wel kon dansen, maar niet goed kon eten. Nu is het omgekeerd: eten kan zij weer, maar dansen lukt niet meer. Je ruilt een kunstgebit dan in voor een rollator.” U propageert nu enkele produc- ten waarvan u zelf distributeur bent. Daarnaast bent u praktise- rend implantoloog én actief be- trokken bij de NVOI. Het woord ‘belangenverstrengeling’ zal af en toe vallen. “Voor mezelf kan ik dat imago uitsluiten, maar naar de buiten- wereld toe zal me dat niet lukken. Wel probeer ik altijd uit te leggen dat ik het moeilijker heb dan de gewone distributeur. Ik heb na- melijk de eed als arts afgelegd en wil alle patiënten een zo goed mogelijk resultaat leveren. Dat geldt ook voor patiënten die door vakgenoten met onze producten worden behandeld. Of je je ambi- ties waarmaakt of niet, dat blijft het hoofddoel en altijd belangrij- ker dan het commerciële doel. Het kan natuurlijk zijn dat je een keer een bevoordeling krijgt. Als Zimmer mij in het buitenland een voordracht wil laten houden, dan vergoeden ze de gemiste om- zet, en er zitten allerlei extra’s bij. Ik zie ook dat tandartsen worden uitgenodigd om in het buitenland te komen kijken hoe tandarts X op een bepaalde manier implan- taten plaatst, zodat zij het daarna ook op die manier kunnen. Uiter- aard worden ook de echtgenotes uitgenodigd en zien zij vervolgens nooit een rekening. Laten we el- kaar geen mietjes noemen, zo werkt het nu eenmaal. De apo- thekerswereld en ook de artsen- wereld zijn ons daarin voorge- gaan. Er zou in mijn geval echt spra- ke zijn van belangenverstren- geling als ik in mijn functie als secretaris van het Consilium Im- plantologicum (één van de NVOI- commissies, red.) ideeën zou ont- wikkelen waarmee ik mijn bedrijf bevoordeel. Uiteraard probeer ik dat niet te doen. Nogmaals: mijn afwegingen zijn vaak veel moei- lijker dan een gemiddelde colle- ga. Die kan vanuit zijn eigen vi- sie werken. Ik moet me telkens realiseren dat wat ik zeg, op een schaaltje gewogen wordt. En mijn criticasters zullen er altijd een bevestiging in zien.” Merken uw patiënten ook voorde- len van uw sterke banden met de industrie? “Absoluut. Ik werk alleen met producten van Zimmer. Daarom ontstaan bij mij nooit problemen rond verschillende merken van gebruikte implantaten. Alles wat ik gebruik is bekend en leverbaar. Bovendien heb ik hier mijn eigen voorraad, waardoor ik nooit mis- grijp en alles in huis heb. Voor mijn patiënten is dat heel prettig. Ik kan me voorstellen dat an- deren mij verwijten dat ik geen producten van andere merken gebruik. Maar ik vraag me dan af: in welk opzicht zou mijn pro- duct minder goed zijn? Uiteinde- lijk gaat het er toch om dat het lichaam van de patiënt het im- plantaat accepteert. Wat ik wel een probleem vind, is het ontbreken van kennis on- der tandartsen over de producten die ze gebruiken. Veel tandartsen nemen nauwelijks de moeite naar de vertegenwoordiger te luisteren Peter van der Schoor voor zijn praktijk, opleidings- en distributiecentrum in Garderen. Vanwege zijn verdiensten voor de tandheelkunde werd Van der Schoor in 2010 geridderd in de Orde van Oranje Nassau. (foto eigendom van Peter van der Schoor) > vervolg van pagina 4 “ ” Ik moet me telkens realiseren dat wat ik zeg, op een schaaltje gewogen wordt